Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], O HEERE! Gij weet [46][het], [47]gedenk mijner, en [48]bezoek mij, en wreek mij van mijn vervolgers; neem mij niet weg [49]in Uw lankmoedigheid [over hen]; weet, dat ik om Uwentwil versmaadheid drage. 46. Mijne onschuld, waarvan boven, vs.10. Dit zijn de woorden van den profeet weder tot God. 47. Ten goede, gelijk Neh.5:19, en Neh.13:21. Zie Gen.8:1. 48. Genadiglijk. Zie Gen.21:1. 49. Dat is, terwijl Gij dus lankmoedig met mijne vervolgers handelt, dat Gij hen niet verhindert, maar uwe straffen uitstelt, zo verhoed nochtans dat zij mij ondertussen om het leven brengen, gelijk zij voorhebben te doen. Of naar uwe lankmoedigheid, als die zal ten einde zijn en Gij dit volk zult straffen, dan behoud mij. Anders: in, of bij verlenging van uw toorn; dat is, terwijl Gij dit boze volk een langen tijd zult straffen, zo maak toch onderscheid tussen hen en mij, dat ik niet met hen omkome; vergelijk Ps.26:9.